woensdag 29 mei 2013

Verwerkingsopdracht Romantiek/Realisme

Ik heb voor de opdracht 'Kunst' gekozen omdat ik gek ben op fotografie, dus ik dacht 'waarom niet?'.

IMPRESSIONISME


Een kernmerk van het impressionisme is dat het vaak momentopnamen zijn, iets wat net gebeurt wordt meteen zo vastgelegd op dat precieze moment. Dit zie je hier ook terug, de hond sluit net zijn ogen om te blaffen of iets anders te doen.

Ook hier zie je weer die momentopname: De foto is genomen in het midden van een beweging op de houten balk, de hond is ergens aan het snuffelen. Ook is hier gebruik gemaakt van afsnijding, wat in het impressionisme eigenlijk als eerste gebruikt wordt door de uitvinding van fotografie.
Ik wil hier even bij vermelden dat deze foto wel degelijk door mijzelf gemaakt is, met behulp van zelfontspanner.

Ook hier is weer duidelijk de afsnijding gezien. Ook worden in alledrie de foto's erg felle, eruit springende kleuren gebruikt, wat het ook erg impressionistisch maakt.

REALISME
In het realisme worden vooral alledaagse gebeurtenissen uitgebeeld, wat ik ook heb geprobeerd te bereiken in deze drie foto's. Hier zie je bijvoorbeeld een treinstation op een gewone zaterdag. Er is niets bijzonders aan, gewoon iemand met twee koffers, en iemand die staat te roken op het perron.

Ook hier is iets alledaags uitgebeeld: Een stel jongens die naar huis rijden na een schooldag. Rugzakken op hun rug, op hun fietsje, typisch een gewone schooldag dus.

En nog zoiets normaals, een fietspad met een lantaarnpaal. Hier staan geen mensen op afgebeeld, maar toch kan je dit wel alledaags noemen, er is niets bijzonders aan, het is gewoon iets wat je elke dag wel tegen komt.
ROMANTIEK

Het dromerige gehalte en focus op de natuur maakt de romantiek een van mijn favoriete schildersstijlen.  Dit zie je in alledrie de foto's terug: de natuur staat in het middelpunt, het geeft een rustige sfeer.
Ook hier heb ik weer zelfontspanner gebruikt, de foto is dus wel zelf genomen.

Ook hier komt deze natuur duidelijk terug. Een wandelpad langs groene bomen, erg mooi en het heeft wel een beetje een mystiek gehalte, rustgevend is het zeer zeker.

Nog zo'n mooi natuurbeeld, een slootje langs een rij huizen, omgeven door bomen en riet. De felle blauwe lucht erboven neemt niet weg dat de focus vooral licht op het groene, het groene gras, de groene bomen, en ook het water heeft een groene tint.

Ik heb heel erg van deze opdracht genoten, en ik hoop dat dit uit het resultaat mag blijken!


woensdag 15 mei 2013

Leesgroep verslag - Bezonken Rood



Wij hebben gekozen voor het boek 'Bezonken rood' van Jeroen Brouwers,

Lily van den Berg, Tom Vergouwen en Roos Osse.

GEMEENSCHAPPELIJK DEEL

Wat waren onze verwachtingen?

Voordat we het boek gingen lezen waren we het er wel over eens dat het geen heel gezellig boek zal worden. Lily en Tom dachten van te voren al dat het moeilijk zou zijn om doorheen te komen, terwijl Roos juist positieve verwachtingen had. Ze vond het een belangrijk boek omdat er een stukje historie in zit waar je over gelezen moet hebben. Daarnaast vindt ze het ook wel leuk om heftige boeken te lezen.

In welke mate zijn onze verwachtingen uitgekomen?

De hoofdpersoon in het boek, Jeroen Brouwers zelf (psychologische autobiografische roman), is heel erg eenzaam en bang in het boek. Hij is opgegroeid in het jappenkamp en aangezien de eerste levensjaren voor een kind heel belangrijk zijn voor de vorming van zijn basis en normen en waarden heeft hij eigenlijk geen normen en waarden zoals de normale mens die kent. Er komt ook opvallend veel mist voor in het boek voor. Deze mist symboliseert de verwarring en het isolement van de geest van de ik-figuur. De stukken waarin de hoofdpersoon vertelt over wat hij in het kamp heeft meegemaakt zijn ook verschrikkelijk om te lezen ze zijn namelijk ook heel gedetailleerd beschreven.

Conclusie: Onze verwachtingen zijn zeker uitgekomen. We vonden het ook wel goed dat we er nu meer van de jappenkampen af weten en het leed dat men daar is aangedaan. Tegelijkertijd was het soms zo heftig dat je je af moet vragen of je dit wel moet willen lezen.

Titelverklaring

De titel van 'Bezonken rood' staat in verband met meerdere zaken.

Als eerste verwijst de rode stip op de Japanse vlag naar de titel. Volgens de schrijver is de rode stip het teken van bloed. In het boek worden veel gruwelijke gebeurtenissen beschreven waar vaak bloed wordt vergoten. Bloed heeft een rode kleur. De schrijven heeft zijn oorlogsjaren laten bezinken. Door te gaan drinken en het slikken van pillen wil hij alles laten bezinken, waardoor het leven weg zal vagen, want hij wil de schandelijke dingen die hij gedaan heeft vergeten.

Personages:

De hoofdpersoon is de schrijver Jeroen Brouwers. Hij is voor de tweede keer getrouwd. De eerste twee jaren van zijn leven brengt hij onbezorgd door te midden van zijn broers en zusjes. Na de Japanse inval in Nederlands-Indië wordt hij met zijn grootmoeder, moeder en zusje ondergebracht in Jappenkamp Tjideng. Hij is getraumatiseerd door de ervaringen die hij als kleuter heeft opgedaan in het jappenkamp. Hij heeft berouw om de slechte relatie met zijn moeder. Hij kan zich niet meer binden door het verraad van zijn moeder die hem achterliet na de oorlog in het pensionaat. Toch is hij in het boek voortdurend weer opzoek naar het ideaalbeeld van zijn moeder. Door zijn ervaringen in het jappenkamp is hij zijn gevoel kwijtgeraakt: 'ik voel niets en ik wil niets voelen.'

Mevrouw Brouwers is eind januari 1981 gestorven. Haar werkelijke naam is Henriette Maria Elisabeth van Maaren. Ze leed aan de ziekte van Parkinson. Ze was in eerste instantie een ideaalbeeld voor Jeroen, want in het kamp is hij nog maar heel jong en zeer aangewezen op zijn moeder. Op het moment dat Henriette door de Japanners wordt mishandeld ziet hij hoe zijn mooie lieve moeder wordt verwoest en beschadigd. Hij zegt dat ook in het boek: ik wil een nieuwe moeder, deze is kapot. Zijn verdere leven blijft Brouwers op zoek naar dit verloren ideaalbeeld, maar hij is bang dat, dat beeld opnieuw verloren zal gaan, of dat het beschadigd zal worden. Zo wordt de schoonheid van zijn vrouw volgens hem beschadigd wanneer ze een kind krijgt; daarom wil hij niet bij de geboorte van zijn kind aanwezig zijn. Dit is tevens de reden waarom hij een nieuwe vrouw wil. Ook wil hij de aftakeling van zijn moeder niet meemaken; het liefst denkt hij terug aan zijn moeder van voor de mishandeling, toen ze nog de mooiste was.

Liza is ook een van de personen die een belangrijke invloed heeft op zijn leven heeft gehad. Zes of zeven jaar geleden had ze een korte relatie met de hoofdpersoon. Deze duurde drie dagen. Liza is onderwijzeres die in een onbekend plaatsje woont.
De schrijver laat Liza als de Heilige maagd Maria overkomen. Liza heeft vaak blauwe kleding aan, de kleur van Maria. Tevens loopt Liza mee in een Maria-processie. Maria heeft de bijnaam Troosteres der bedroefden en Eerwaardige maagd. Liza probeert de ik-figuur te troosten tijdens hun ontmoetingen en als Liza met de ik-figuur gaat vrijen, is ze nog maagd. Tijdens het vrijen spreken ze over de Toren van David en Ivoren Toren, wat met de Bijbel te maken heeft. De herinnering aan Liza en de nieuwe gevoelens voor haar, vallen samen met de rouwgevoelens om de dood van Jeroens moeder. Enerzijds wekken deze gevoelens zijn weerzin op, hij heeft geen zin meer in nieuwe drama’s en het liefst wil hij met rust gelaten worden, sterven desnoods. Anderzijds merkt hij dat deze gevoelens, toch een zekere betekenis voor hem hebben. Deze gevoelens zouden hem namelijk kunnen helpen te ontsnappen aan de toestand van onbeweeglijkheid. Aan het eind van het boek geeft Brouwers aan dat hij niet meer terughoudend staat ten opzichte van zijn gevoelens.

Onderlinge relaties

Liza is een vrouw met wie Jeroen een korte hartstochtelijke relatie heeft beleefd. De relatie tussen Jeroen en zijn moeder, Henriette Maria Elisabeth van Maaren, is slecht. Nettie Stenvert is het vriendinnetje van Jeroen gedurende het verblijf in kamp Tjideng.

Setting:

- Het jappenkamp.

- Het dorp van Liza, naam onbekend.

- Het dorp waar de schrijver zelf woont, Exel in de Achterhoek.

Perspectief:

Het is verteld vanuit een ik-perspectief.

Thema en motieven:

Hoofdthema
Moeder-zoon relatie:
Het hoofdthema in Bezonken rood is de moeder-zoon relatie. Deze is grotendeels verstoord en Jeroen is, mede daardoor, niet in staat om een duurzame liefdesrelatie met een vrouw aan te gaan.

Motieven
Isolement:
Jeroen voelt zich op diverse manieren in de steek gelaten. Hij voelt zich verraden door zijn moeder, die hem naar kostscholen stuurt. De dichte mist, die regelmatig in het verhaal terugkeert, symboliseert zijn geïsoleerde gevoel.

Schuldgevoel:
Jeroen voelt zich medeplichtig aan alle gruwelijkheden in het interneringskamp, doordat hij er als kleuter bij heeft staan kijken. Hij heeft wroeging, omdat hij niet heeft ingegrepen. Hij geeft zelfs toe dat er niet ongelukkig is geweest en dat hij geen hongergevoel heeft gehad.

Dood:
Op alle mogelijke manieren wordt de ik-figuur geconfronteerd met de dood. In zijn jeugdjaren ziet hij in Tjideng veel gevangenen mishandeld en vermoord worden. Zijn vriendinnetje en oma overlijden in het kamp. De dood van zijn moeder is de aanleiding tot alle herinneringen.

Ons oordeel:

Lily: Ik vind het verhaal niet mooi geschreven. Er worden geen aanhalingstekens gebruikt op de zeldzame momenten dat er al dialoog is, en alle streepjes en haakjes maken het verhaal erg onduidelijk en verwarrend. Het wordt wel erg realistisch beschreven, en je leeft echt mee met de hoofdpersoon, omdat hij alles heel levendig en echt vertelt. Ik kon me alles echt heel goed voor me zien. Het feit dat het autobiografisch is, en dus echt gebeurd is, speelt hier ook in mee.

Tom: Er is de hele tijd een depressieve sfeer en het is moeilijk om door het boek heen te komen.

Roos: Het is een boek dat je echt even moet verwerken nadat je het gelezen hebt, doordat je de gebeurtenissen die de hoofdpersoon in het kamp heeft meegemaakt zo gedetailleerd meekrijgt. De intentie van de schrijver is wel geweest om met de wereld te delen wat er is gebeurd in de jappenkampen en ook wel voor het verwerken van zijn eigen verdriet, hij zegt ook 'een schrijver beleefd zijn verhaal twee keer, de eerste keer als hij het zelf meemaakt in het kamp en de tweede keer als hij het opschrijft.' Daarnaast zegt hij ook dat je geen goede schrijver kunt zijn als je niks hebt meegemaakt, er bestaan geen saaie schrijvers.


PERSOONLIJK DEEL

Ik vond dat het discussiëren over het boek goed ging. Het was af en toe wel wat lastig omdat we allemaal verschillende meningen hadden, vooral omdat Roos het boek heel mooi vond, en Tom en ik niet zo, maar uiteindelijk kwamen we meestal wel tot een oplossing. Het was wel wat vervelend dat Tom en ik heel veel van tevoren gedaan hadden, en Roos niet zoveel, waardoor we onze antwoorden niet goed met elkaar konden vergelijken.

Van deze opdracht heb ik geleerd dat, hoe stom en saai een boek me ook lijkt, als je er eenmaal doorheen bent, zal je toch wel tevreden zijn dat je het gelezen hebt.

Het leesniveau van dit boek was 4. Ik heb wel meer boeken met dit niveau gelezen, dus ik kon er wel goed mee overweg, alleen soms was het wel wat lastig te begrijpen, wat vooral door de schrijfstijl kwam, en door het feit dat er allemaal filosofische zinnen door het verhaal heen werden gegooid.

Voor mijn volgende boek blijf ik waarschijnlijk op niveau 4, ik wil namelijk De Engelenmaker van Stefan Brijs gaan lezen.

dinsdag 2 april 2013

Verwerkingsopdracht Verlichting


Opdracht: Schrijf een hedendaags imaginair reisverhaal.

Een klap van links brengt me uit balans. Ik maak een schijnbeweging naar rechts, die mislukt. Dan voel ik een vuist tegen de zijkant van mijn hoofd. Alles wordt zwart.

Als ik mijn ogen open, is het licht te fel. Ik sluit ze weer, en probeer met mijn andere zintuigen de omgeving te verkennen. Eén ding is zeker, ik ben niet meer in de steeg waar de vreemde man me in de hoek dreef. Het oppervlak onder me is koel en vlak, niet hard, maar ook niet zacht, meer als een rubberen vloer die een beetje meegeeft. Om me heen is alles stil, maar het is niet akelig, meer vreedzaam.

De stilte wordt doorbroken. Een stem, vrouwelijk, zover ik dat kan inschatten, zegt iets, maar het dringt nog niet echt door. Nu wordt ik me pas bewust van het kloppen in mijn hoofd. Het bonkt tegen mijn schedel, het maakt me duizelig en misselijk en-

“Ho daar, rustig nou.” Ik blijf stil liggen. Mijn poging om omhoog te komen resulteerde er alleen maar in dat ik nu nog misselijker en duizeliger ben. Langzaam open ik eerst één oog, dan de ander. Eerst is mijn zicht nog wat wazig, maar langzaam wordt het helderder. Mijn blik valt als eerst op zachtroze lippen, een rechte neus. Dan een paar goudbruine ogen, die in de mijne staren met een geamuseerde glinstering. Een aureool van donkerblond haar valt om haar gezicht als ze zich over me heen buigt. Mijn ogen glijden langs haar lichaam, en dan krijg ik haast een hartverzakking. Recht onder haar schouderbladen, net boven waar haar mouwloze jurk sluit met een rits, groeien twee parelwitte, haast lichtroze vleugels die bewegen met elke ademhaling.

“Holy shit.” is het eerst wat, intelligent genoeg, uit mijn mond komt. De vrouw, of nee, een meisje is het nog, lacht zacht, een hand voor haar mond. Ik probeer weer om overeind te komen, en dit keer lukt het zonder dat de wereld om me heen zwart wordt, dus ik kijk eens goed om me heen. De omgeving is niet volledig wit, zoals ik eerst dacht. De muren zijn wit, maar de vloer waar we op zitten is van lichtbruin hout. Nog steeds voelt het ongewoon zacht. Ik draai mijn hoofd terug naar het meisje. “Het spijt me, maar… waar ben ik precies?” vraag ik langzaam. Mijn mond moet moeite doen de woorden te vormen, alsof mijn hersenen te snel zijn voor mijn lichaam. Ik kijk nog eens rond me, en merk dan pas op dat het huis – tenminste, ik neem aan dat dit een huis is – me erg bekend voorkomt.

“Wacht even… is dit mijn ouderlijk huis?” vraag ik verbaasd. De muren, de vloer, het kastje in de hoek, alles doet me denken aan het huis waar ik 18 jaren van mijn leven heb doorgebracht. Het meisje (‘Ik moet echt naar haar naam vragen.’ denk ik bij mezelf.) kijkt me aan met een glimlach die mijn hart verwarmt.

“Is dat het? Ik weet het niet, denk jij dat dit het is?” vraagt ze, en het klinkt niet mysterieus, alsof ze het antwoord al weet, enkel nieuwsgierig en vriendelijk. Ik haal mijn schouders op en knik dommig. Ze komt met een vloeiende beweging overeind en ik kan alleen maar naar de vleugels kijken, die zich ontvouwen en uitstrekken. Ze zijn minstens drie keer zo breed als het meisje zelf, en beeldschoon. Door mijn staren heb ik haast niet door dat ze een hand uitsteekt om me te helpen, en wat klunzig kom ik zelf overeind.

“Kom,” zegt ze met haar engelenstem. “We maken een wandeling.” Ze heeft mijn hand nog steeds vast als ze begint te lopen, en vlug loop ik met haar mee. De deur vliegt open zonder dat ze een vinger er naar uitsteekt. Ik verbaas me er niet meer over.

“Mijn naam is Ambriel, trouwens.” zegt ze na enkele minuten lopen. Ik kijk haar aan en knik glimlachend, voor ik me bedenk dat het misschien wel beleefd is dat ik me ook voorstel.

“Oh, uh, ik ben Cody.” zeg ik snel, en kuch kort.

“Dat weet ik.” zegt Ambriel met een glimlach en ik voel mijn wangen kleuren. Er valt weer een stilte tussen ons, en ik bestudeer de omgeving. Het is een exacte kopie van de buurt waar ik mijn jeugd door heb gebracht. Van het huis van mijn ouders tot de kleine speeltuin op de hoek, alles is precies hetzelfde. Er is alleen niemand, buiten Ambriel en ik. Geen gillende kinderen, geen mensen met honden, geen oude vrouw in een rolstoel met een tas vol boodschappen. Niemand.

Na een paar minuten doorbreek ik de stilte weer. “Ambriel, is dit de hemel?” vraag ik onzeker. “Ben ik… ben ik dood?”

Ambriel staat stil, midden op de straat en kijkt me aan. Ze neemt mijn handen in de hare, en ik laat haar, want die van haar voelen zacht en comfortabel warm. Ze kijkt me aan met die indringende blik van haar, en glimlacht die eeuwige glimlach.

“Om op beide vragen antwoord te geven: Ja. Ja, je bent gestorven, en ja, dit is de hemel.” Mijn gezicht valt. Ik ben dood… Ik ben dood!  Ambriel moet mijn sombere gelaatsuitdrukking opmerken, want ze knijpt geruststellend in mijn handen.

“Oh, Cody, rustig toch. Doodgaan is helemaal niet zo erg, weet je? Het is erg rustgevend.” Ze legt een hand op mijn wang.

Ik wil protesteren. Ik wil haar vertellen dat ik nog zoveel te doen heb in mijn leven. Maar dan besef ik me: Who cares? Mijn leven is nooit bijzonder geweest. Mijn ouders stierven beide toen ik 19 was. Ik heb geen broers of zussen, geen neven of nichten, geen beste vriend of vriendin. Eigenlijk heb ik niemand.

Mijn lippen krullen eventjes om in een glimlach, maar daarna vertrekt mijn gezicht weer in een frons.

“Ambriel… waarom ben ik hier?” vraag ik, haar hand weer vast nemend. Ze kijkt me vragend aan, en ik ga verder. “Ik ben niet gelovig. Verre van. Hoor ik niet te branden in de Hel, in plaats van hier te zijn?”

Ambriel gooit haar hoofd naar achteren en begint hard te lachen. Ik kijk verbaasd, en een beetje opgelaten. Het was een serieuze vraag! Onverwacht neemt ze mijn gezicht in haar slanke handen en ze drukt een zoen op mijn voorhoofd. “Oh, Cody! Het zijn niet enkel gelovigen die hier komen! Bij Vader, nee, wat zou het hier saai zijn…” Ze woelt haar hand nog steeds lachend door mijn haar, neemt dan mijn hand en trekt me mee naar het bankje bij de speeltuin. We gaan zitten en ze staart een tijdje voor zich uit, zwijgend.  Ik volg haar voorbeeld en houd mijn mond.

Dan begint ze weer te praten. “Je hoeft niet te geloven in God om goed te doen.” Ze aait even over de achterkant van mijn hand, en ik glimlach naar haar. “En andersom, als je in God gelooft, betekent dat nog niet meteen dat je hier zal komen.” Ik knik, want wat ze zegt klinkt logisch. Dan besluit ik een andere vraag te stellen.

“Waarom lijkt dit op de buurt waar ik ben opgegroeid?”

Ook hier heeft Ambriel een antwoord op. Ze legt uit hoe de hemel elk mens op iets anders lijkt. Voor de één is het een prachtige tuin, met elke plant die je je maar voor kan stellen. Voor de ander is het club met luide muziek, vol mensen.  Projecties van mensen dan. Want iedere ziel is alleen in zijn stukje Paradijs. De enige uitzonderingen hierop zijn wat Ambriel ‘soulmates’ noemt. Mensen die gemaakt zijn voor elkaar, en elkaar hebben gevonden in het leven op aarde, komen samen in de hemel.

Het klinkt prachtig. Een stuk Paradijs, helemaal voor mij alleen! Ik verbeeld me wat ik allemaal zal doen hier. Ik kan lange wandelingen gaan maken, zonder fietsers of auto’s die me aanrijden, rustig in de tuin zitten met een boek zonder het gejengel van kleine kinderen, de bloemen water geven om vijf uur ’s ochtends en geen oude dametjes die tegen me aan zeuren over het vroege uur…

Ik word uit mijn optimistische gedachten gehaald door een kneep in mijn hand. Mijn hoofd schiet op en ik kijk recht in Ambriels vriendelijk glimlachende gezicht. “Ik neem aan dat je je verder wel redt hier?”

Voor ik kan antwoorden heeft ze een kus op mijn wang gedrukt, en dan is ze weg, verdwenen, met het geluid van het gefladder van vleugels.

Het enige wat ze achterlaat is een lange, witte veer, en een eenzame ziel op een bankje.

woensdag 16 januari 2013

Een Tafel vol Vlinders

Leesverslag algemeen

Algemene informatie
a. geef de standaardtitelbeschrijving:
i. Tim Crabbé, Een tafel vol vlinders
ii.Amsterdam, 2009, 1e druk (2009)
iii. 90 pagina’s
b. Psychologische roman
c.

Deel 1
Fred Berkow is journalist en schrijft heel veel over reizen. Hij is nu in Siberië, waar hij met een klein groepje de krater van de Gloebinyi-vulkaan beklimt. Als ze weer terug gaan probeert Fred zijn vrouw Clara te bellen maar op het moment dat hij zijn telefoon aan zet word hij gebeld door Clara. Zij heeft dus al vaker geprobeerd te bellen. Ze vraagt hem om haar terug te bellen zodra hij in zijn hotel is. Vanaf dat moment voelt Fred zich onrustig. Hij heeft een raar volgevoel en denkt dat Bram dood is. Als hij in de bus zit denkt hij na over hoe hij Bram heeft leren kennen en waarom Bram zoveel voor hem betekend. Bram was 3 jaar toen hij hem voor het eerst zag. Bram was de zoon van Nicolien. Nicolien was zijn vriendin. Maar hij hield niet alleen van Nicolien hij hield ook enorm veel van Bram. Na een poos laat Nicolien Fred in de steek voor een tandarts, alleen Bram mag nog wel bij Fred wonen. Ze doen aan een soort co-ouderschap. Bram is heel slim en kan al snel lezen en schrijven. De echte vader van Bram (Menno) is een week na de geboorte weggelopen. Volgens Nicolien was het een echte klootzak. Als Bram 8 is wil hij van Fred weten wie zijn vader is en waarom hij weg is. Fred verteld hem dat hij is weggelopen en even daarna zelfmoord heeft gepleegd om van een dak af te springen. Fred maakt veel reizen samen met Bram. Als bram er een keer wat over zijn reizen schrijft is dat zo goed dat het gepubliceerd word. Fred wil graag dat Bram een echte schrijver wordt. Op een van zijn reizen ontmoet Fred Clara. Clara wordt later ook zijn vrouw.



Bram heeft een boek gekregen over een magische steen in Nieuw-Zeeland. Die moet je aanraken en dan begint je leven opnieuw. Bram wil dit meemaken en gaat na zijn eind examen werken om op reis te kunnen. Als hij de reis heeft gemaakt gaat hij werken bij een transportbedrijf. Als Fred hem vraagt om mee te gaan op vakantie zegt hij: ‘Nee’. Dan brengt Bram Fred naar Schiphol en Fred ziet dat hij verliefd is.

Deel 2
Het tweede deel is een deel uit het dagboek van Bram. Hij vertelt over Emma, een meisje die hij bij de tram heeft ontmoet. Emma staat op het punt om te trouwen maar zij wordt ook verliefd op Bram. Ze denken allebei dat ze twee helften zijn van een ziel. Emma en Bram zijn stapel gek op elkaar. Als Bram Fred wegbrengt naar Schiphol waarschuwt Fred hem voor een vaste relatie op jonge leeftijd. Bram gaat nadenken over zijn biologische vader en zoek ook contact met zijn grootouders. Als hij daar is gaat het gesprek niet over zijn vader maar over hem. Dat hij wat van zijn leven moet maken. Hij is overtuigt en wil Nederlands gaan studeren, maar hier komt toch niet veel van terecht. Bram weet helemaal niet meer wat hij moet doen. Hij raakt een beetje depressief. Hij weet niet meer of hij moet reizen of hij verder wil met Emma… Dan zegt hij in het boek: “De rest van mijn leven is een tafel vol vlinders. Iedere seconde vliegt er één weg. Als de tafel leeg is ben ik dood. Hij besluit om het uit te maken met Emma. Maar als hij dat gedaan heeft, heeft hij er enorm spijt van. Bram denkt alleen nog maar dat hij andere mensen ongelukkig maakt. En hij neemt een besluit. Met andere woorden: De tafel is leeg.

1.       Verwachtingen
Ik heb dit boek eigenlijk toevallig in mijn handen gekregen omdat ik en een klasgenoot op zoek waren naar boeken voor nederlands. Ik zag dat het niet zo dik was, en het zag er wel leuk uit, met de simpele groene voorkant, en toen ik de achterkant las was ik meteen best wel nieuwsgierig. Ik dacht meteen wel dat het een leuk boek zou zijn.

2.       Motieven en thema

Motieven:
Vader-Zoon relatie: Bram is Freds geadopteerde zoon, maar Fred heeft wel het gevoel dat hij meer een vader is van Bram dan zijn biologische vader was, omdat ‘hij hem meer gunt dan zichzelf’.
Liefde: Fred is eerst verliefd op Nicolien, de moeder van Bram, maar dan wordt hij verliefd op een andere vrouw. Ook Nicolien vindt na een tijd een ander, waardoor ze de voogdij over Bram splitsen. Bram wordt in deel 2 verliefd op Emma.
Reizen: Fred is gek op reizen, en schrijven over waar hij heen reist. Na een tijdje begint Bram ook te schrijven, en reizen ze samen. Na Brams examens reist hij naar Nieuw-Zeeland.
Een thema was wat moeilijker te vinden in het boek, maar ik denk dat het vooral liefde tussen vader en zoon is. Dit staat namelijk in het grootste deel van het boek wel centraal.

3.       Beoordeling
a.       De schrijfstijl is eigenlijk gewoon heel simpel en leest lekker door.
‘Op de halte stonden wat mensen, ook een meisje. Het eerste moment dat ik haar zag dacht ik niets bijzonders. Hooguit: daar staat een meisje.
Misschien keek ik even of de tram er al aan kwam en toen ik daarna weer naar haar keek was ik verliefd op haar.’ (p47)
Gewoon heel simpel en eenvoudig dus.
b. inhoud:
Vertelperspectief:
Het boek wordt vanuit twee perspectieven verteld: Het eerste deel uit de ogen van Fred, het tweede deel vanuit Bram. Dit maakt het interessant, want je ziet het verhaal van twee kanten. Het eerste deel eindigt met Fred die erachter komt dat Bram dood is, en het tweede deel beschrijft hoe dit gekomen is.

Personages:
Er zijn een aantal personages in het boek, maar twee hoofdpersonages: Fred en Bram. Naast deze twee, heb je nog een paar bijpersonages, zoals Emma, Nicolien, Carla (de huidige vrouw van Fred), Menno (de biologische vader van Bram) en de opa en oma van Bram, Geert en Johanna.

4.       Eindoordeel




Ik vond het best een leuk boek, ondanks dat ik van meerdere mensen gehoord had dat het heel saai was. De vader-zoon relatie tussen Fred en Bram is goed uitgewerkt en dat het in twee delen is geschreven, maakt het erg spannend. Ik vond de relatie tussen Bram en Emma niet echt iets toevoegen aan het verhaal. Het boek heeft een open einde, maar je weet eigenlijk wel wat er gebeurt: Bram pleegt zelfmoord, net zoals zijn biologische vader heeft gedaan. Toch maakt dat open einde dat je erover na gaat denken: misschien besluit hij het toch niet te doen? Misschien vlucht hij wel, en laat hij daardoor iedereen denken dat hij dood is? Ik houd wel van open eindes, want dan staat er niets vast. De (waarschijnlijk verzonnen) metafoor die teruggrijpt op de titel van het boek in Brams dagboek vind ik heel erg mooi.
‘De rest van mijn leven is een tafel vol vlinders. Iedere seconde vliegt er één weg. Als de tafel leeg is ben ik dood.’ (p86)
Je ziet hier echt de aarzeling in met het overhalen van de trekker, de onzekerheid, en hiermee begint dan ook 1 van Brams laatste dagboek pagina’s. Bram komt hierop terug op zijn laatste dag:
‘De tafel raakt leeg.’(p90)

5.       Bronnen

http://bicat.bibliotheekmaasland.nl/iconen.html en http://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Roman
http://www.scholieren.com/boekverslag/68723